Wisselteelt.


Een belangrijk aspect van moestuinieren is de wisselteelt. 

 

Het zal duidelijk zijn dat als je jaren achter elkaar dezelfde groente op dezelfde plaats kweek, dat na een paar jaar de grond helemaal uitgemolken is. Alle voedsel die dat gewas nodig heeft is dan uit de grond verdwenen met het resultaat dat je gewassen slechter of helemaal niet meer goed groeien.

 

Ook zal deze enkelvoudige teeltwijze ziektes en ongedierte aantrekken die dit gewas lekker vinden. Om dit te voorkomen wordt dus ook wisselteelt toegepast.

 

Wat is wisselteelt.

De naam zegt het al. Het is afwisselend gewassen op een stuk grond te kweken. Dit kan het gemakkelijkste volgens een vast patroon. Hierbij wordt dan ook rekening gehouden met de behoefde van een groep planten.

 

De planten worden in 5 groepen verdeeld:

  • bladgewassen
  • peulgewassen
  • koolgewassen
  • vruchtgewassen
  • wortelgewassen

De tuin wordt dan verdeeld in 5 (of meer) vakken. Deze groepen kunnen eventueel uitgebreid worden met een extra groep voor aardappels en een groep voor aardbeien. Dan zou je dus in het totaal 7 groepen hebben en dus de tuin in 7 vakken verdelen.

 

Ook is het handig om een extra vak te nemen, wat niet mee doet aan de wisselteelt. Hierin komen de gewassen die langer op dezelfde plaats blijven staan, zoals frambozen, rabarber, Lavas, (maggiplant), artisjok, aardpeer, zeekool, zuring, asperges en fruitbomen. Bij mij staan deze gewassen grotendeels op de permatuin.

 

Op die manier kan er rekening worden gehouden met de volgorde van spitten en de voedsel-behoefde van de groep. Zo hebben bladgewassen en vruchtgewassen meer voedsel nodig dan wortelgewassen. En kunnen bladgewassen en wortelgewassen eerder gezaaid worden dan bijvoorbeeld vruchtgewassen. Het klink lastig, maar dat is het zeker niet.

 

Door elk jaar de groepen 1 vak op te schuiven staan ze dus maar eens in de 5, 6 of 7 jaar op dezelfde plek.

 

 

In dit schema is een voorbeeld te zien van een verdeling die te gebruiken is voor de wisselteelt.

In vak 1 staat in 2018 de bladgewassen. Dit gewas word in 2019 in vak 2 gekweekt en in 2020 in vak 3, enz, enz.

Zo staat en in 2019 in vak 1 de Aardbeien en in 2020 de Vruchtgewassen.

 

Zo kan je voor je eigen ook een schema maken. Houdt bij het maken van dit schema rekening met de bemesting van de vakken.

 

Groepen.

Zoals eerder vermeld zijn er tenminste 5 groepen.  Hieronder zullen we de groepen stuk voor stuk behandelen. Welke groenten horen hierin en welke bemesting is hiervoor nodig.

 

Bladgewassen.

(Samengesteldbloemigen)

Blad gewassen zijn meestal snel groeiende gewassen, die redelijk veel voeding gebruiken. Met name stikstof is gewenst op dit bed. Spit voldoende compost en oude stalmest onder en bemest gedurende het jaar nog een paar keer bij met koemestkorrels en/of bloedmeel.

 

Bladgewassen zijn o.a.:

  • Groenlof
  • Roodlof
  • Snijbiet
  • Bleekselderij
  • Bladselderij
  • Peterselie

Peulgewassen.

(Vlinderbloemigen)

Peulgewassen halen zelf stikstof uit de lucht en slaan dit op in kleine knolletjes die aan de wortels vastzitten. Daarom hebben ze weinig mest nodig. Spit wel een beetje compost onder.

 

Peulgewassen zijn o.a.:

Koolgewassen.

(Kruisbloemigen)

Koolgewassen houden van een zware bodem met veel voeding. OOk op lichtere gronden gaat het prima, maar het is dan wel zaal voldoende te bemesten met oude stalmest.

 

Koolgewassen zijn o.a.:

Vruchtgewassen.

Vruchtgewassen zijn meestal snelle groeiers en vragen daarom nogal wat van de bodem. Spit een ruime hoeveelheid oude stalmest onder. 

 

Vruchtgewassen zijn o.a.:

 

  • Meloen
  • Aubergine
  • Tomaat
  • Suikermaïs

Wortelgewassen.

(Schermbloemigen)

Wortelgewassen hebben weinig tot geen mest nodig. Wel vragen ze een flinke dosis compost. Zorg ervoor dat het vak van deze gewassen mooi fijn gespit is, zodat de wortels, rammenas en schorseneer mooie rechte penen krijgen.

 

Wortelgewassen zijn o.a.:


Laatst gewijzigd op: 5 mei 2021