Veel planten zijn te stekken. Het voordeel van stekken is dat de nieuwe planten dezelfde eigenschappen hebben als de moederplant. Nog een voordeel is, is dat het gratis is. Maar het is vooral erg leuk.
Om te beginnen heb je een snoeischaar en een mes nodig. Zorg ervoor dat ze scherp en schoon zijn.
Verder heb je potjes en stekgrond nodig. Gebruik geen potgrond. Deze blijft te vochtig en heeft te veel voeding, waardoor de stekken sneller zullen bederven.
Ook een kweekkasje is handig. Deze houdt de warmte en het vocht vast, waardoor de stekken minder snel uitdrogen. Je kunt dit ook vervangen voor een koude bak of door een plastic zakje over je potjes heen te doen.
Stekpoeder. Het is niet noodzakelijk, maar het vergroot de kans van slagen enorm. Je kunt dit bij elk tuincentrum kopen voor maar een paar euro.
En natuurlijk stekgoed, want zonder stekgoed kan je geen stekken maken.
Kopstekken worden genomen van de top van de stengel of tak. Knip een stuk van ongeveer 15 cm af en verwijder de onderste bladeren. Laat de bovenste 2 bladeren zitten. Snijd de stek van onderen schuin af dicht bij een bladoksel en zet ze in een glas water. Vervang het water om de dag. Deze methode wordt meestal in het voorjaar toegepast. De stekken kunnen geplant worden als ze voldoende wortels hebben.
Stengelstekken worden heel veel gebruikt. Het betreft de stengel, waarvan de verse slappe top verwijderd word. De stengel mag niet te slap zijn, maar ook niet te oud (verhout). Verwijder de onderste bladeren en snij hem schuin af bij een bladoksel. De lengte van de stekken is ongeveer 15 tot 20 cm. De stek wordt voorzien van stekpoeder en wordt voor twee-derde on de stekgrond gestoken. Deze stekvorm wordt veel gebruikt bij het stekken van heesters (zomerstekken).
Deze vorm wordt vaak toegepast bij vetplanten. Men breekt een blad af van de vetplant en laat deze 1 a 2 dagen opdrogen. Daarna wordt het blad met de afgebroken kant on de stekgrond gezet. Zorg ervoor dat de grond niet te vochtig is, de stak zal dan gaan rotten.
Hielstekken zijn korte zijtakjes zie van de plant afgescheurd worden. De aanhechting moet aan de stek blijven zitten. Dit noemen ze het hieltje. Het voordeel van deze stek is dat hij niet snel zal gaan rotten. Plaats de stek eind juli, begin augustus in een koude bak en laat de stekken daarin overwinteren. In het voorjaar zullen de stekken gaan groeien en kunnen ze uitgeplant worden. Deze methode wordt veel toegepast bij coniferen.
Bij wortelstekken wordt er een klein stuk van de wortels van de plant afgestoken en in een pot met stekgrond geplaatst. Zorg dat de kop van de wortel net iets boven de grond uitsteekt. Zet de pot licht weg. Deze methode wordt meestal in november of december toegepast. De plant heeft dan tot het voorjaar om nieuwe groeiknoppen te maken en zal daarna in het voorjaar uitlopen.
Heesters en groenblijvende struiken worden vermeerderd door zomerstek. Dit betreft kopstekken van kopstekken met hieltje van ongeveer 15 cm lang. Verwijder het onderste blad en halveer de bovenste 2 bladeren. Zet de stekken in een koude bak of in een kas. Verwijder de afgevallen bladeren om schimmelvorming te voorkomen. Zodra de stekken beginnen te groeien kunnen de nieuwe planten uitgeplant worden.
Bladverliezende heesters of struiken kunnen het beste vermeerderd worden met winterstek. Knip na de bladval stukken van 20 cm af van een nieuw gevormde tak. De tak dient potlooddikte te zijn. Steek deze voor twee-derde in de grond en laat ze vorstvrij overwinteren. In het voorjaar zullen de takken gaan uitlopen. Wacht dan nog even met uitplanten totdat je zeker weet dat ze ook geworteld zijn.
Afleggen is een gemakkelijke vorm van stekken die bijvoorbeeld veel bij bramen wordt toegepast. Buig een tak zodat hij de grond raakt en zet hem zo vast. Zodra de plant merkt dat hij de grond raakt zal hij daar wortels gaan maken. Laat de tak ongeveer 1 jaar zo zitten. Zodra de nieuwe plant eigen uitlopers gaat maken, kan hij losgeknipt worden.
Sommige planten maken zelf stekken. Een bekend voorbeeld hiervan is de aardbei. Aan de uitlopers komen vanzelf nieuwe plantjes, die na dat ze goed geworteld zijn losgemaakt en verplant kunnen worden.
Deze methode laat zich vooral toepassen bij vaste planten. Zodra de plant te groot word kan men hem in het voorjaar uit de grond halen. Neem een spade of een scherp mes en deel de wortelstok in 2 of meer delen. Elk deel is een nieuwe plant die gelijk weer geplant kan worden.
Laatst gewijzigd: 27 februari 2021