Latijnse naam: Pentaglottis sempervirens
Synoniem: Anchusa sempervirens
Familie: Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
Andere namen:
Omschrijving:
Deze plant is inheems in Zuidwest-Europa en Klein-Azië. Hij wordt bij ons als sierplant gehouden, waaruit hij heel soms verwilderd. Bij ons is hij in het wild zeer zeldzaam.
Deze vaste plant wordt 30 tot 100 cm hoog. Het blad is bovenaan de plant zittend en onderaan de plant staan ze op stelen. De bladeren houden de ochtenddauw vast met de haren die op de bladeren zitten. Hij bloeit van april tot in september met kleine blauwe bloemetjes met een witte keel. De stelen zijn zwaar behaard. Onder de grond bevind zich een lange penwortel die gemakkelijk 50 cm of langer wordt.
Hij staat graag op een voedselrijke, vochtige tot droge plek in de schaduw of halfschaduw. Deze stinzenplant doet het vooral goed op de bosranden.
Eetbaar:
Ja. De jonge bladeren kunnen bereid en gegeten worden als spinazie. De bloemetjes kunnen rauw gegeten worden en smaken koel en iets bitter.
Verwijderen:
Door de lange penwortel is de plant lastig te verwijderen. Steek hem zo diep mogelijk los.
Laats bijgewerkt op: 19 mei 2021