Familie: Theefamilie (Theaceae)
Andere benamingen: Japanse Roos
Deze wintergroene plant is directe familie van de thee. Zijn oorsprong ligt dan ook in China, Japan en omgeving, waar hij staat voor geluk.
In het vroege voorjaar verschijnen de witte, gele, paarse, roze of rode bloemen die sterk aan rozen doen denken, vandaar ook de naam Japanse roos. De bloemen kunnen wel tot 12 cm groot worden en bloeien van februari tot in mei.
Het is een langzaam groeiende kleine boom of struik. De bladeren zijn lancetvormig, donkergroen en mooi glanzend.
De struik kan wel 2,5 meter hoog en 2 meter breed worden, maar daar doet hij wel een tijdje over.
De beste planttijd is in het voorjaar. Spit een gat dat groot genoeg is en strooi hierin een halve emmer tuinturf. Plant daarop de camelia en dicht het plantgat. Goed aanwateren is belangrijk. Zeker in het begin en ook daarna nog een paar dagen water geven bij aanhoudende droogte. Probeer ook de ochtendzon te vermijden.
Er bestaan wel 80 soorten die allemaal anders zijn. Er zit veel verschil in de bloemen, maar ook in de groeiwijze en winterhardheid.
Camelia is niet de gemakkelijkste. Hij vraagt een voedselrijke, licht zure bodem. Kalk wordt absoluut niet goed verdragen.
Zet ze op een luwe plek met halfschaduw. Zet ze niet op het zuiden en niet tegen een muur. De knoppen hebben kou nodig om zich te ontwikkelen en de muur geeft warme af. Kijk uit voor uitdroging, dus zet ze niet op de wind. Omdat hij oppervlakkig wortelt is het verstandig om rond de plant een laag mulch aan te brengen. Dit helpt ook om de grond licht zuur te houden.
Soorten die niet goed winterhard zijn kunnen prima in een kuip of grote pot gehouden worden. Zo kunnen ze dan in de winter op een koele plek, bijvoorbeeld in de schuur, gezet worden.
Water geven doe je het beste met regenwater. Hier zit namelijk geen kalk in.
Omdat camelia's langzame groeiers zijn, die ongeveer 20 cm per jaar groeien, is snoeien niet nodig. Knip enkel lelijke takken weg. Wordt hij toch te groot, snoei dan na de bloei.
Indien gewenst kan je in december 1/3 van de bloemknoppen wegsnoeien. Zo krijgt de plant minder bloemen en kan hij zijn voeding verdelen over de overgebleven bloemknoppen. Hierdoor krijg je veel grotere bloemen.
Bemesten in de zomer, na de bloei met een kaliumrijke mest. In het voorjaar (maart) kan je een handje koemestkorrels geven.
De plant is niet giftig.
Zaaien.
Camelia is te zaaien. Hij maakt grote zaadbollen, die gezaaid kunnen worden zodra ze openbarsten. Daarna moeten ze een tijd op 25 graden blijven. Zodra de planten groot genoeg zijn, kunnen ze koeler gezet worden.
Je hebt wel heel veel geduld nodig, want het zal jaren duren voordat deze langzame groeier gaat bloeien.
Stekken.
Camelia kan je gemakkelijk stekken. Neem in november of december half-verhoute scheuten van ongeveer 10 a 15 cm. Door deze in stekpoeder en steek ze in een potje met aarde. Zet deze koel, maar vorstvrij weg. Het duurt zeker 3 maanden voordat de stekken gaan wortelen. Laat de stekken minimaal 6 maanden in de pot staan voordat je ze uitplant. Ook daarna weer veel geduld.
Bladluizen veroorzaken honingdauw, waar weer mieren op af komen. Als de honingdauw gaat schimmelen krijg je roetdauw.
Lapsnuitkever.
Hij eet vierkantige gaten in de bladeren.
De wortels krijgen bruine plekken, net als de barst van het onderste deel van de stam.
Vorst of hitte.
De bloemen kunnen bruine randen krijgen als gevolg van vorstschade. In de zomer kunnen de bladeren verbranden bij een te hoge temperatuur (boven de 30 graden)
Droogte.
Bij een te lange droogte kan hij zijn bloemknoppen laten vallen.
Vreterij Lapsnuitkever.
Laatst bijgewerkt op: 13 april 2022